woensdag 27 juli 2016

K.N.S.M.

Nadat ik ontslag genomen had bij Van Leer, en de aansluitende flop bij het ANB, meldde ik mij voor een baan bij het Gewestelijk Arbeidsbureau.

Terwijl ik wachtte op mijn afspraak raakte ik in gesprek met een jonge vrouw die ontslagen was bij een schoenenwinkel. Zij had de baas omdat hij avances gemaakt had een mep gegeven en was daarna op staande voet ontslagen. Ik had zoiets nog nooit gehoord, laat staan meegemaakt. Deze ontmoeting maakte een flinke indruk.

Het gesprek met de meneer van het Arbeidsbureau kan ik mij ook nog goed herinneren. Het was geen prettig gesprek. Eerlijk gezegd is dit gesprek de oorzaak dat ik later zo min mogelijk met het Arbeidsbureau te doen wilde hebben.

Nadat ik binnen geroepen was en mijn inschrijving op orde gemaakt, werd mij gevraagd naar mijn opleiding. Op mijn antwoord dat ik er drie jaar Tuinbouwschool op had zitten, was zijn reactie: "dus niets". In mijn geval was er dan maar een baan waar ik geschikt voor was, Hollerith typiste. Hij gaf mij een briefje waarmee ik mij kon melden bij de afdeling personeelszaken van de KNSM, aan de Levantkade.


Om een lang verhaal kort te maken, ik heb gesolliciteerd bij de KNSM en  ben aangenomen als Hollerith Typiste.

Hollerith Typistes tikken gegevens in, die met gaatjes in ponskaarten door andere machines uitgelezen kunnen worden. Bij de KNSM  ging het om de gegevens van schepen die binnenkwamen. Ik zat op de afdeling Comptabiliteit. We zaten in een kamer met een stuk of 6 typistes en een mannelijke chef in een glazen hokje die toezicht hield.

Vanaf de eerste dag werd mij door een aantal van de typistes duidelijk gemaakt, dat als ik sprak met één van de andere typistes zij niets meer met mij van doen wilden hebben. Het was een afdeling waar een koude oorlog heerste. Oorlog tussen een viertal typistes en één andere typiste. Ik kan me niet herinneren wat de achtergrond van het conflict was. De sfeer was in elk geval om te snijden. Ik was van de regen in de drup gekomen.

Bij de KNSM ging een heel nieuwe wereld voor mij open. De Hollerith Typistes waren "De meisjes van Verkade" van het kantoorleven. En zo grofgebekt dat ik me af en toe rot schaamde. Afkomstig uit een milieu waar zelden een groffe opmerking of vies woord valt, voelde ik mij hier niet bepaald thuis. Ik hield mij het liefst afzijdig, wat tot gevolg had dat mijn collega's vonden dat ik kapsones had.

Het werk ging met ups en downs. Als er geen schepen binnenkwamen had je niets te doen. Het was niet toegestaan om een boek of zo te lezen, want als een hogere baas het zag, werden er misschien mensen ontslagen die wel nodig waren. Want als er wel werk was, was er veel werk. In die tijd ging het niet goed met de KNSM. Er werd dan ook gefluisterd over een naderend faillissement en ontslagen. Iedereen was dan ook constant op zoek naar informatie. Wat zou de toekomst brengen?

Ik heb het een poosje aangekeken en daarna eieren voor mijn geld gekozen. Dit werk was niets voor mij. Het was misschien nog te doen geweest als het werk wat gelijkmatiger over de dag verdeeld geweest was en de collega's wat aardiger.

Na mijn ontslagaanvraag werd gevraagd of ik bij de afdeling personeelszaken langs wilde komen. Men wilde weten wat de aanleiding was voor mijn ontslagaanvraag. Ik heb eerlijk verteld over mijn ervaringen in het "team" en ben daarna opgelucht opgestapt.

Hier boven de kopie van mijn getuigschrift dat ik kreeg bij mijn vertrek. Ik ging met een ervaring rijker op zoek naar de volgende baan.

dinsdag 3 mei 2016

ANB

FNV-gebouw

Na het avontuur bij Photogravure van Leer solliciteerde ik met de uitslag van de beroepskeuze test in mijn achterhoofd bij het ANB naar de baan van kantoorbediende. 

Als kind uit een rood gezin wilde ik graag bij de vakbond werken. Ik werd aangenomen bij de ledenadministratie van de Bouwbond NVV, de ANB. Ondanks dat ik niet zoals gevraagd een diploma van de huishoudschool had, werd ik toch aangenomen.

Vacature_ADB_1967

De afdeling hield zich bezig met het onderhoud van het adressenbestand en de verzending van post. Al draaiend aan een groot wiel ponste ik kaartjes met adresgegevens van leden. Die kaartjes werden gebruikt om adressen van leden op enveloppen te drukken. Mijn collega's waren een zestal jonge vrouwen en een (mannelijke) chef. 

Vacature_ANB_1967

De baan werd - voor die tijd - goed betaald, maar was doodsaai. Er zat weinig variatie in de werkzaamheden. Ook voelde ik mij niet echt thuis in de groep van jonge vrouwen, die voor het merendeel ook ouder waren. Dat lag niet aan de hen, maar aan mij. Ik voelde mij een buitenbeentje en kon geen aansluiting vinden bij mijn collega's. Zij hadden meer levenservaring en ik kon niet meepraten met hun gespreksonderwerpen. Er zat ook geen uitdaging in de werkzaamheden en ik begon mij te vervelen.

Op een dag werd ik bij de chef geroepen. In het gesprek gaf hij op vriendelijke wijze aan dat hij niet echt tevreden was over mijn prestaties. Het was hem duidelijk dat ik niet op mijn plaats was en hij vroeg zich dan ook af of ik niet beter ander werk kon proberen. Ik kon zijn conclusie alleen maar beamen. Als ik dit werk de rest van mijn leven zou moeten doen, zou ik gek worden. Met wederzijdse instemming heb ik na dit gesprek ontslag genomen bij de ANB.  

Ik ging weer op zoek naar ander werk. Op naar het Arbeidsbureau in de verwachting dat ze mij daar aan een passende baan zouden helpen. Maar zoals zo vaak liep het iets anders dan verwacht.

woensdag 27 april 2016

Beroepskeuze test

Na de flop bij Van Leer lieten mijn ouders mij een beroepskeuzetest afnemen om inzicht te krijgen waar mijn sterke en zwakke kanten lagen en vooral, voor welk werk ik geschikt was.

Ik moest mij voor de test melden bij het arbeidsbureau, ik dacht ergens aan een van de grachten. Ik werd daar ontvangen door een mevrouw die de test zou afnemen. De test bestond uit allerhande oefeningen, onder andere naar ik nu weet, een Rohrschach test. Ook moest ik aan de hand van verschillende plaatjes die ik op volgorde moest leggen, een verhaaltje maken. Er waren ook houten puzzels, waar ik absoluut niet mee overweg kon. Ruimtelijk inzicht is nooit mijn sterkste kant geweest en van de sommen bracht ik helemaal niets terecht. Na de testjes kreeg ik nog een gesprek met een meneer. Ik weet niet meer waarover. Het leidde in elk geval tot een advies van verschillende pagina's. Helaas heb ik de uitslag van deze test niet. Toch herinner ik mij nog één zin uit het advies: ik was in het oog lopend slordig. Dat klopte.

In die tijd was zware, zwarte oog make-up zoals die van Twiggy mode en ik vond dat erg mooi. Veel eyeliner en aanplakwimpers. Jammer genoeg liet aan het begin van de test een van mijn nep wimpers los en die kon ik niet half hangend laten zitten. Er bleef weinig anders over dan die weg te halen. Aangezien een oog zonder nep wimper nog erger is dan twee ogen zonder nep wimpers, heb ik beide wimpers verwijderd. Het gevolg moet een clownesk gezicht geweest zijn. Die witte rand langs mijn wimpers en dan toch nog een randje eyeliner. Slordig, net alsof ik even snel een haal langs mijn ogen had gegeven. De dame die de test afnam snapte duidelijk niet wat de oorzaak was van mijn vreemde uiterlijk, zij vroeg er ook niet naar. Zij dacht kennelijk dat ik mijn eyeliner altijd zo opbracht. Het was goed voor een zinnetje in het testverslag dat ik mij nu, meer dan 40 jaar later, nog steeds herinner. Ik was "in het oog lopend slordig". Een ding kan deze dame niet ontzegt worden, zij had wel gevoel voor understatement.

De uitkomst van de test was dat ik geschikt was voor kapster en na diverse cursussen op den duur voor schoonheidsspecialiste. De tweede mogelijkheid was kantoorbediende. Maar dan moest ik wel typen en steno leren. De keuze was tamelijk eenvoudig, kapster leek mij niets, ik had wel oren naar schoonheidsspecialiste maar het werd een kantoorbaan.

Ik ben hierop aangemeld bij Instituut Inavo op de hoek van de Middenweg en de Hogeweg (daar zit nu een advocatenkantoor) voor een cursus Typen en Steno methode Groote. Jammer genoeg heb ik ook van deze opleiding niet veel terecht gebracht. Ik had net verkering en was verliefd. In plaats van dat ik trouw naar de lessen ging, verzuimde ik veel. Ik ging liever naar mijn vriendje. Ik heb wel mijn typediploma gehaald, maar mijn steno diploma is niets geworden.

Gelukkig speelt dit in een tijd dat er (nog) geen werkloosheid was. Voor iemand die wilde werken, met diploma of zonder, was er altijd wel werk te vinden. Ik ging met het typediploma op zak op zoek naar een nieuwe uitdaging. En die vond ik bij het NVV.

dinsdag 29 maart 2016

13 baantjes, 12 ongelukken


Zoals gezegd was het school of werken. Mijn allereerste baantje was bij Photogravure van Leer in de Van Ostadestraat. Ik werd daar aangenomen als leerling grafisch tekenaar. De baan was gevonden door mijn moeder, die ook mee is gegaan naar het sollicitatiegesprek, ik was immers 15. Het was de bedoeling dat ik een dag per week naar de Grafische School zou gaan en de rest van de week bij Van Leer zou werken. Na een proefperiode van drie maanden zou ik een vaste aanstelling voor de duur van de opleiding krijgen.

Grafisch tekenares leek mij wel leuk. Ik wist niet veel van het vak, maar de tekenaar die mijn mentor zou worden en die mij zou inwijden in het vak leek een vriendelijke man. Ik kwam in een kamer terecht met een groot glazen raam en twee tekentafels tegenover elkaar en een lichtbak. Het werk bestond uit het bewerken van mode- en reclamefoto’s voor kranten en tijdschriften. Dat gebeurde nog niet digitaal maar met een soort plastic papier, een spuit en een lichtbak. Verderop in het gebouw was een grote drukkerij vol met allerhande machines. De werktijden werden bijgehouden met een prikklok. Bij binnenkomst en vertrek moest je een ponskaart met je naam in de prikklok steken. Dat vergat ik wel eens. Gelukkig was er altijd de portier die het dan voor mij deed.

Ik weet nog dat ik van mijn eerste salaris - hoeveel dat was weet ik niet meer - een paar gele puntschoentjes kocht. Dezelfde schoentjes als op de foto hierboven, waar ik Van leer uitkom.

Na een veelbelovend begin heeft dit dienstverband jammer genoeg niet zo lang geduurd. Drie maanden nadat ik mijn vaste aanstelling gekregen had, vertrok mijn mentor en werd hij vervangen door een man met een bochel. Meneer B.

Meneer B. was een echte chagrijn. Hij klaagde over alles. Ook over het gebrek aan interesse van vrouwen. Dat kwam volgens hem allemaal door zijn bochel. Volgens mij was zijn karakter eerder de oorzaak. Het was een zure man. Meteen nadat hij aangenomen was begon hij met het wegjagen van de drukkerij kat, Gatti. Hij hield niet van katten. Gatti die gewend was iedere dag bij ons een schoteltje melk te halen, mocht het kantoor niet meer in. Gatti was een prachtige leigrijze kater, troeteldier van het hele bedrijf. Maar meneer B. hield niet van katten. Meneer B. hield nergens van, wel van zeuren en klagen. Scheen de zon dan voorspelde hij regen. Deed ik iets goed, dan zou het later vast weer fout gaan. Met die man opgesloten in een kamer voelde als een marteling. Ik werd zo depressief, dat ik op een dag onder de rode vlekken thuis kwam. Stress uitslag! Dat deed de deur dicht, met deze man kon ik niet werken. Dan maar geen tekenares en liever op zoek naar een andere baan.

Deze eerste kennismaking met het werkende bestaan werd het begin van een roerige carrière met net geen 13 ongelukken. :-D

donderdag 24 maart 2016

Tuinbouwschool

Nadat ik het vorige bericht geplaatst had, bleven de gedachten aan mijn oude school mij plagen. Waar was het toch misgegaan? Achteraf denk ik dat seksisme, de overtuiging dat vrouwen nooit goede tuinmannen kunnen worden en het vooroordeel, dat als je dan zo nodig moet, je groot en sterk moet zijn, gemaakt hebben dat ik uiteindelijk noodgedwongen en niet geheel vrijwillig, voor een andere loopbaan gekozen heb.

Ik zat op de tuinbouwschool in een periode van maatschappelijke veranderingen. De Mammoetwet werd ingevoerd die het hele schoolsysteem op de schop nam, de invoering van de vrije zaterdag en langzaam begonnen gedachten over man/vrouw verhoudingen te kantelen. Niet bij iedereen en zeker niet bij de directeur van de Lagere Tuinbouwschool Linnaeus, de heer M.

Aanvankelijk zou de opleiding vier jaar duren. Dat was een periode die ik nog wel kon overzien, maar toen het leerlingstelsel werd ingevoerd, kwam er nog twee jaar bij. Dat werd mij te veel. Nog twee jaar in de schoolbanken, dat zag ik niet zitten. Daar kwam bij dat ik niet mocht kiezen voor de afstudeerrichting waar mijn hart naar uitging. Alles bij elkaar maakte dat ik uiteindelijk min of meer gedwongen koos voor werken in plaats van het afmaken van de tuinbouwschool.

Tot op de dag van vandaag ben ik nog steeds geïnteresseerd in tuinieren en tuinen. En als ik lekker rommel in een van mijn twee postzegeltuintjes moet ik op de gekste momenten denken aan een van mijn oude leraren van de Tuinbouwschool: meneer Biesbroek. Ik hoor hem met zijn (Friese) accent nog zeggen Di-gi-ta-lis Pur-pu-rea, Sem-per-vivum, dat is eeuw-ig le-vend. Hij was de enige leraar die het jammer vond dat ik met school stopte. In zijn klas deed ik het altijd goed. Hij gaf dan ook de praktijklessen. Die praktijklessen kregen we in Artis of bij een kwekerij in Haarlem. Daar gingen wij dan met de trein naar toe.

Op een dag terug van de praktijkles was mijn fiets weg. Gepikt! Ik balend naar huis. Mijn moeder reageerde met de suggestie om die avond naar het station te gaan en te kijken of de fiets er weer stond. Mopperend ben ik gegaan, ik had weinig vertrouwen dat de fiets weer terug zou zijn. Maar, de wonderen zijn de wereld nog niet uit en zo waar, de fiets stond er weer. Hij was kennelijk door iemand “geleend”.

Los van de trein herinner ik mij dat ik samen met twee klasgenootjes (Loes en Truus), een keer op de fiets naar de praktijkles in Haarlem ging. We hadden de reistijd schromelijk onderschat en kwamen veel te laat aan, dat maakten we goed door extra hard te werken. Na de les kregen we dan fl.1,50 als vergoeding voor iets te drinken  en dat was voor ons heel wat.

De problemen begonnen toen wij in het derde jaar een richting moesten kiezen: bloemist/winkelier of hovenier. Ik wilde graag de hovenierskant op. In een winkel bloemschikken leek me niets. Ik heb nooit veel interesse gehad in de bloemisterij. Ik hield wel van bloemen, maar dat is niet genoeg voor bloemist winkelier. Veel te precies en ik miste het artistieke oog. Nee dan liever hovenier, de hele dag lekker buiten in de weer in en met tuinen. Het leek mij ook geweldig om zo’n grote maaimachine te kunnen besturen, veel leuker dan boeketten binden.

De school was het niet met mijn keuze eens. Met name de directeur de heer M. was van mening dat ik – als meisje – beter kon kiezen voor de bloemisten kant. Volgens hem was ik was te fijn gebouwd voor hovenier. Mijn vriendin Truus mocht wel. Zij was veel groter en flinker. Zij had ook plannen om na de tuinbouwschool verder te leren in Boskoop, de Bosbouwschool.
Het was seksisme ten top. De motivatie van meneer M. was dat ik mij niet staande zou kunnen houden in zo’n door mannen gedomineerde bedrijfstak. Er werd niet aan gedacht om het gewoon te proberen.

Intussen werden er allerhande extra eisen gesteld. Zo mocht ik mijn praktijklessen niet volgen in een manchester pak zoals de jongens. Nee, mijn vriendin en ik moesten een “Amerikaanse tuinbroek” aan en dat vonden wij helemaal niets. Zo’n zwart Manchester pak van fijn ribfluweel is stukken stoerder. Los daarvan waren er nog wat andere kleine zaken die ik ervoer als pesterij en die bedoeld waren om mij met “zachte” hand de richting van de bloemisterij op te duwen. Een carrière die ik helemaal niet zag zitten. Dit, gecombineerd met een opstandige aard, heeft er toe geleid dat ik de school nooit afgemaakt heb en liever koos voor een betaalde baan. Toen die kans zich voordeed, greep ik die dan ook met beide handen aan.

woensdag 23 maart 2016

Vooraf

Ik ben een hele weg afgegaan voor ik achter de geraniums terecht kwam. Via een afgebroken schoolopleiding, veel geluk en dertien baantjes met twaalf ongelukken, kwam ik terecht bij de gemeente Amsterdam.


Ik heb altijd een hekel aan de lagere school gehad. Ik werd altijd gepest. Ik was klein en tenger en een makkelijk doelwit in tegenstelling tot mijn jongere zus, die groter en sterker was. Ik was een buitenbeentje en dat is kennelijk voldoende aanleiding voor treiteren, in elkaar geslagen of uitgescholden te worden. Als ik op de school klaagde over het gepest, kreeg ik steevast te horen "dat is geen gepest, maar geplaag".  Ik hoop dat moderne onderwijzers het verschil tussen pesten en plagen weten.

Zonder mijn zus had ik die tijd vast niet heelhuids overleefd. Zij reageerde met het motto "oog om oog". Als zij wist wie mij gemept had, wachtte zij ze na schooltijd op en betaalde ze met klinkende munt terug. Op een dag nadat ik weer eens in elkaar geslagen was door een groepje kinderen, zag mijn zus een van deze kinderen op straat en gaf haar een koekje van eigen deeg. De volgende dag stond de moeder van het meisje op onze stoep om te klagen dat haar kind zomaar, zonder aanleiding,  in elkaar geslagen was. Op de klacht van de moeder reageerde mijn zus met,  oh maar die anderen krijg ik ook nog wel! Mijn zus was mijn held en mijn verdediger.

Los van het continue gepest, had ik ook een hekel aan de lessen. Je moest altijd zo veel. Als je niet bezig was met een opdracht dan moest je met je armen over elkaar zitten en je mond houden. Vooral dat laatste kostte mij moeite. Het houden aan regels kostte mij zo wie zo heel veel moeite. Lezen ging daarentegen prima. Vanaf het moment dat ik door had dat letters woorden vormen, en woorden zinnen, kon ik lezen. En dat deed ik dan ook. Ik geloof dat ik in de tweede klas van de lagere school al zo'n beetje de hele klassenbibliotheek (wij hadden een klein bibliotheekje in elke klas waar je boeken uit kon kiezen om te lezen) uitgelezen had. En tegen de tijd dat ik van school ging had ik alle boeken in de hele school gelezen, inclusief boeken waar ik een hekel aan had.

Rekenen en taal zeiden mij niet zo veel. Ik zat het liefst met een boek op mijn knieën, stiekem net te doen of ik de les volgde, maar intussen las ik een boek. Echt rekenen heb ik ook nooit goed geleerd. Natuurlijk kan ik wel rekenen, een en een is twee en ook de tafels ken ik uit mijn hoofd. Maar formulesommen en het wat ingewikkelder werk heb ik mij nooit eigen kunnen maken. Ook spelling: d en dt kost mij tot op de dag van vandaag moeite. Of dat komt door al dat lezen in plaats van opletten tijdens de les weet ik niet. Je zou wel denken dat ik het zou moeten weten. Ik ben op de lagere school twee keer blijven zitten. Het zitten blijven heeft volgens mij niet geholpen om mij te motiveren voor een opleiding maar ik heb wel de lagere school afgemaakt. Al dat lezen heeft er voor gezorgd dat ik een brede interesse ontwikkeld heb voor allerhande onderwerpen en heeft mij zo geholpen om verder in het leven te komen.

Na de lagere school had ik een probleem: wat ga ik nu doen? Bij ons thuis was een ding altijd heel helder, werken of leren, maar geen gelanterfant en teren op de zak van mijn ouders. Voor werken was ik nog te jong, dus moest ik verder leren. De keuze was eenvoudig: gezien mijn eerdere prestaties op de lagere school werd het Huishoudschool of Mulo.  Zo jong als ik was, wist ik een ding zeker, het huishouden is niets voor mij dus geen huishoudschool en die Mulo leek mij een voortzetting van de Lagere School en dus ook niks. Gelukkig verscheen in die tijd een artikel in de krant. De eerste vrouwelijke handlangers (tuinvrouwen) waren aangenomen bij de Gemeente Amsterdam. Dat leek mij wel wat. Werken in plantsoenen, tuinieren! Mijn moeder heeft hierop een brief geschreven aan de gemeente en gevraagd welke toelatingseisen er waren om als tuinvrouw (handlanger) bij de gemeente aan de slag te kunnen. In het antwoord werd verwezen naar de Lagere Tuinbouwschool. En die is het dus geworden.

Ik ben enthousiast met de Tuinbouwschool begonnen. Het was een nieuwe start, een nieuwe kans. De sfeer op de school was ook anders en ik was af van het gepest. Ik kreeg zelfs twee vriendinnen en een vriend: Loes, Truus en Robbie. Helaas heb ik het niet de volle vier jaar volgehouden. Na drie jaar ben ik van school gegaan. Oorzaak was volgens de school spijbelen en mijn gedrag liet te wensen over. Dat laatste van dat gedrag kon ik mij wel enigszins voorstellen, maar wat daarbij vergeten werd was dat ik niet alleen was in dat gedrag. Op een of andere manier kreeg ik altijd de schuld. Zal wel aan mijn grote mond te danken zijn geweest. Zo kan ik mij een incident herinneren waarin een ander meisje uit de klas, C., in mijn schoolagenda had zitten knoeien. Ik werd zo boos, dat ik mijn vulpen boven haar agenda heb leeg geknepen. Natuurlijk had ik het weer gedaan en C. lachte zich rot toen ik de klas werd uitgestuurd.

Toch verbaasde het mij dat toen ik op een dag thuis kwam, mijn ouders met een ernstig gezicht op de bank zaten en met mij wilden praten over school. Of ik school wel leuk vond en of ik misschien van school af wilde? Natuurlijk zei ik meteen ja, ik wil graag van school af, laat mij maar werken.
Thuis hadden we het niet breed ondanks dat mijn vader naast zijn baan er een krantenwijk bij had en mijn moeder parttime werkte, wat in die tijd tamelijk ongewoon was. Werken bood mij een mogelijkheid om eindelijk eens over wat geld voor mijzelf te kunnen beschikken in plaats van die gulden zakgeld die natuurlijk nooit genoeg was en ik zou eindelijk van dat vervelende zitten in de klas verlost zijn! Vrijheid! Zo gezegd zo gedaan. Ik ging van school.

Jaren later heb ik met mijn moeder gesproken over de aanleiding voor dat gesprek dat leidde tot mijn afscheid van de Lagere Tuinbouwschool. Het bleek dat ik gezien was terwijl ik op straat liep op een moment dat ik bij school ziek gemeld was. Dit was ongeoorloofd verzuim en werd gezien als een bewijs voor mijn ongemotiveerdheid. Wat men niet wist, was dat ik op het moment dat ik werd gezien, mijn vader hielp bij zijn krantenwijk. Ik was aan de beterende hand na een griepje en had aangeboden mijn vader te helpen. Bij mijn ouders is nooit het muntje gevallen dat het over die ene keer ging. Bij hen bestond de indruk dat ik vaker verzuimde. Dat was niet zo, wel kwam ik soms te laat van pauze. Echt haast om op tijd te komen had ik niet. Maar ik was geen harde spijbelaar. De school wilde kennelijk van mij af en ik zag mijn kans schoon, meer vrijheid en geld. Zo kwam een voorlopig einde aan mijn schoolcarrière en begon ik met vallen en opstaan aan een lange loopbaan die nu, na 49 jaar, geëindigd is achter de geraniums.

dinsdag 22 maart 2016

Achter de geraniums



Vanaf afgelopen maandag 21 maart 2016, zit ik achter de geraniums. Niet achter geraniums in potjes op de vensterbank, maar achter de geraniums in mijn postzegeltuintjes. Werkloos, al mag ik dat niet zeggen. Werkloos is immers iets anders dan gepensioneerd zijn, zoals ik. Wel is het zo dat ik nog geen dagbesteding gevonden heb. Vandaar de start met dit blog.

Momenteel heb ik nog een vakantiegevoel. In plaats van om 6.00 uur mijn bed uit, blijf ik nu tot 8.00 uur liggen. Dat is best fijn, vooral als mijn lief nog naast mij ligt. Hij werkt nog steeds minstens twee dagen in de week. Dat is niet helemaal naar mijn zin, maar hij is blij dat hij nog actief kan zijn.Zijn baan zorgt er voor dat wij niet helemaal vrij zijn om als de geest ons te pakken heeft, de deur achter ons dicht te trekken en weg te gaan. Los van zijn werkzaamheden zijn er ook nog onze twee katten die wij niet langer dan een week in de steek kunnen laten en dan natuurlijk ook nog mijn twee postzegeltuintjes. Ik noem ze zo omdat ze niet groot, maar wel fijn zijn. Net groot genoeg om af en toe lekker in te kunnen frutten,maar ook niet zo groot dat het echt veel werk is. Ik wordt immers ouder, ik ben al gepensioneerd :-(

Dus nu dit blog. Het is de bedoeling dat ik hier mijn herinneringen aan mijn soms roerige arbeidsverleden neerpen. Ter leringhe en de vermaeck en ter verwerking van het zwarte gat: zonder werk achter de geraniums.