Ik ben een hele weg afgegaan voor ik achter de geraniums terecht kwam. Via een afgebroken schoolopleiding, veel geluk en dertien baantjes met twaalf ongelukken, kwam ik terecht bij de gemeente Amsterdam.
Ik heb altijd een hekel aan de lagere school gehad. Ik werd altijd gepest. Ik was klein en tenger en een makkelijk doelwit in tegenstelling tot mijn jongere zus, die groter en sterker was. Ik was een buitenbeentje en dat is kennelijk voldoende aanleiding voor treiteren, in elkaar geslagen of uitgescholden te worden. Als ik op de school klaagde over het gepest, kreeg ik steevast te horen "dat is geen gepest, maar geplaag". Ik hoop dat moderne onderwijzers het verschil tussen pesten en plagen weten.
Zonder mijn zus had ik die tijd vast niet heelhuids overleefd. Zij reageerde met het motto "oog om oog". Als zij wist wie mij gemept had, wachtte zij ze na schooltijd op en betaalde ze met klinkende munt terug. Op een dag nadat ik weer eens in elkaar geslagen was door een groepje kinderen, zag mijn zus een van deze kinderen op straat en gaf haar een koekje van eigen deeg. De volgende dag stond de moeder van het meisje op onze stoep om te klagen dat haar kind zomaar, zonder aanleiding, in elkaar geslagen was. Op de klacht van de moeder reageerde mijn zus met, oh maar die anderen krijg ik ook nog wel! Mijn zus was mijn held en mijn verdediger.
Los van het continue gepest, had ik ook een hekel aan de lessen. Je moest altijd zo veel. Als je niet bezig was met een opdracht dan moest je met je armen over elkaar zitten en je mond houden. Vooral dat laatste kostte mij moeite. Het houden aan regels kostte mij zo wie zo heel veel moeite. Lezen ging daarentegen prima. Vanaf het moment dat ik door had dat letters woorden vormen, en woorden zinnen, kon ik lezen. En dat deed ik dan ook. Ik geloof dat ik in de tweede klas van de lagere school al zo'n beetje de hele klassenbibliotheek (wij hadden een klein bibliotheekje in elke klas waar je boeken uit kon kiezen om te lezen) uitgelezen had. En tegen de tijd dat ik van school ging had ik alle boeken in de hele school gelezen, inclusief boeken waar ik een hekel aan had.
Rekenen en taal zeiden mij niet zo veel. Ik zat het liefst met een boek op mijn knieën, stiekem net te doen of ik de les volgde, maar intussen las ik een boek. Echt rekenen heb ik ook nooit goed geleerd. Natuurlijk kan ik wel rekenen, een en een is twee en ook de tafels ken ik uit mijn hoofd. Maar formulesommen en het wat ingewikkelder werk heb ik mij nooit eigen kunnen maken. Ook spelling: d en dt kost mij tot op de dag van vandaag moeite. Of dat komt door al dat lezen in plaats van opletten tijdens de les weet ik niet. Je zou wel denken dat ik het zou moeten weten. Ik ben op de lagere school twee keer blijven zitten. Het zitten blijven heeft volgens mij niet geholpen om mij te motiveren voor een opleiding maar ik heb wel de lagere school afgemaakt. Al dat lezen heeft er voor gezorgd dat ik een brede interesse ontwikkeld heb voor allerhande onderwerpen en heeft mij zo geholpen om verder in het leven te komen.
Na de lagere school had ik een probleem: wat ga ik nu doen? Bij ons thuis was een ding altijd heel helder, werken of leren, maar geen gelanterfant en teren op de zak van mijn ouders. Voor werken was ik nog te jong, dus moest ik verder leren. De keuze was eenvoudig: gezien mijn eerdere prestaties op de lagere school werd het Huishoudschool of Mulo. Zo jong als ik was, wist ik een ding zeker, het huishouden is niets voor mij dus geen huishoudschool en die Mulo leek mij een voortzetting van de Lagere School en dus ook niks. Gelukkig verscheen in die tijd een artikel in de krant. De eerste vrouwelijke handlangers (tuinvrouwen) waren aangenomen bij de Gemeente Amsterdam. Dat leek mij wel wat. Werken in plantsoenen, tuinieren! Mijn moeder heeft hierop een brief geschreven aan de gemeente en gevraagd welke toelatingseisen er waren om als tuinvrouw (handlanger) bij de gemeente aan de slag te kunnen. In het antwoord werd verwezen naar de Lagere Tuinbouwschool. En die is het dus geworden.
Ik ben enthousiast met de Tuinbouwschool begonnen. Het was een nieuwe start, een nieuwe kans. De sfeer op de school was ook anders en ik was af van het gepest. Ik kreeg zelfs twee vriendinnen en een vriend: Loes, Truus en Robbie. Helaas heb ik het niet de volle vier jaar volgehouden. Na drie jaar ben ik van school gegaan. Oorzaak was volgens de school spijbelen en mijn gedrag liet te wensen over. Dat laatste van dat gedrag kon ik mij wel enigszins voorstellen, maar wat daarbij vergeten werd was dat ik niet alleen was in dat gedrag. Op een of andere manier kreeg ik altijd de schuld. Zal wel aan mijn grote mond te danken zijn geweest. Zo kan ik mij een incident herinneren waarin een ander meisje uit de klas, C., in mijn schoolagenda had zitten knoeien. Ik werd zo boos, dat ik mijn vulpen boven haar agenda heb leeg geknepen. Natuurlijk had ik het weer gedaan en C. lachte zich rot toen ik de klas werd uitgestuurd.
Toch verbaasde het mij dat toen ik op een dag thuis kwam, mijn ouders met een ernstig gezicht op de bank zaten en met mij wilden praten over school. Of ik school wel leuk vond en of ik misschien van school af wilde? Natuurlijk zei ik meteen ja, ik wil graag van school af, laat mij maar werken.
Thuis hadden we het niet breed ondanks dat mijn vader naast zijn baan er een krantenwijk bij had en mijn moeder parttime werkte, wat in die tijd tamelijk ongewoon was. Werken bood mij een mogelijkheid om eindelijk eens over wat geld voor mijzelf te kunnen beschikken in plaats van die gulden zakgeld die natuurlijk nooit genoeg was en ik zou eindelijk van dat vervelende zitten in de klas verlost zijn! Vrijheid! Zo gezegd zo gedaan. Ik ging van school.
Jaren later heb ik met mijn moeder gesproken over de aanleiding voor dat gesprek dat leidde tot mijn afscheid van de Lagere Tuinbouwschool. Het bleek dat ik gezien was terwijl ik op straat liep op een moment dat ik bij school ziek gemeld was. Dit was ongeoorloofd verzuim en werd gezien als een bewijs voor mijn ongemotiveerdheid. Wat men niet wist, was dat ik op het moment dat ik werd gezien, mijn vader hielp bij zijn krantenwijk. Ik was aan de beterende hand na een griepje en had aangeboden mijn vader te helpen. Bij mijn ouders is nooit het muntje gevallen dat het over die ene keer ging. Bij hen bestond de indruk dat ik vaker verzuimde. Dat was niet zo, wel kwam ik soms te laat van pauze. Echt haast om op tijd te komen had ik niet. Maar ik was geen harde spijbelaar. De school wilde kennelijk van mij af en ik zag mijn kans schoon, meer vrijheid en geld. Zo kwam een voorlopig einde aan mijn schoolcarrière en begon ik met vallen en opstaan aan een lange loopbaan die nu, na 49 jaar, geëindigd is achter de geraniums.